Belastingreglement op de totaal of gedeeltijdelijk onbewoonde gebouwen.

Artikel 1

Er wordt ten bate van de gemeente vanaf 1 januari 2020 en tot 31 december 2025 een jaarlijkse belasting vastgesteld op het totaal of gedeeltelijk onbewoonde gebouwen.

Worden als totaal onbewoonde gebouwen beschouwd:

  • het gebouw waar geen enkele fysieke persoon zijn woonplaats heeft of waar een persoon gedomicilieerd is maar er niet effectief woont (fictieve domiciliering);
  • gebouw waar geen enkele fysieke of morele persoon zijn exploitatie- of activiteitszetel heeft;
  • Het gebouw waar een zo laag verbruik van de nutsvoorzieningen wordt gemeten dat het gebruik van het gebouw overeenkomstig zijn bestemming redelijkerwijze mag worden uitgesloten

Worden beschouwd als gedeeltelijk onbewoonde gebouwen:

  • deze waarvan slechts een deel is onbezet, overeenkomstig de voorgaande paragraaf.

De bewoning die voortvloeit uit het gebruik van een goed zonder titel of recht, met inbegrip van de bewoning die niet voldoet aan de op dit gebouw toepasselijke stedenbouwkundige voorschriften, mag echter niet worden beschouwd als bewoning van een (deel van een) gebouw

De gedeeltelijk onbewoonde gebouwen zullen belast worden op proportionele basis volgens de heffing op gebouwen die volledig onbewoond zijn.

De gebouwen die bestemd zijn voor kantoren zijn uitgesloten van deze belasting ten belope van de oppervlakte besteed aan kantoren.

Artikel 2

De belastingsbasis bedraagt vijftien euro (15€), per vierkante meter bruto bovengrondse vloeroppervlakte.

Onder “bruto bovengrondse vloeroppervlakte” wordt verstaan, het totaal van de bedekte vloeren met uitsluiting van de lokalen die zich onder de grond bevinden en bestemd zijn voor het parkeren, als kelders, voor de technische uitrustingen en als opslagplaatsen. De afmetingen van de vloeren zijn gemeten tussen de buitenkanten van de muurgevels; de vloeren worden verondersteld doorlopend te zijn, zonder rekening te houden met een onderbreking door wanden, binnenmuren, kokers, trappenhuizen en liften.

De belastingvoet is vermeerderd met 10 € per m² bruto bovengrondse vloeroppervlakte bij elk nieuw dienstjaar betreffende hetzelfde gebouw.

Artikel 3

De belasting is een vervolg van een proces-verbaal van een gemeenteambtenaar bevoegd door het college van Burgemeester en Schepenen.

Het Gemeentebestuur betekent, door aangetekend schrijven bij de post een kopij van dat proces-verbaal naar de woning of sociale zetel van de belastingplichtige, alsook een kopij van dit reglement en een evaluatie, ter informatie, van het bedrag dat zou verschuldigd zijn moest het reglement toegepast worden.

De belasting wordt opgelegd ten minste één maand vanaf de datum van kennisgeving van de vaststelling van niet- bezetting, naar de woning of sociale zetel van de belastingplichtige.

De belasting is verschuldigd door:

  • de eigenaar. De eventuele huurder is hoofdelijk verschuldigd voor de betaling van de belasting. Hetzelfde geldt voor de titularis van om het even welk recht, buiten het recht van het huurcontract, dat hem toelaat het betreffende gebouw te bezetten of te laten bezetten.
  • de opstalgever, in geval van erfpacht of van opstal. De erfpachter en de opstalhouder zijn hoofdelijk verschuldigd voor de betaling van de belasting.
  • de blote eigenaar, in geval van vruchtgebruik. De vruchtgebruiker is hoofdelijk verschuldigd voor de betaling van de belasting.

Artikel 4

Is vrijgesteld van de belasting:

  • de persoon, die een onbewoonbaar of ongezond gebouw verwierf en dit voor een termijn van twee jaar na de datum van verwerving
  • de persoon die aantoont dat het gebouw onbezet is sinds minder dan 3 maanden
  • de persoon waarvan het gebouw het onderwerp is van een bij koninklijk of bestuurlijk besluit goedgekeurd onteigeningsplan

Artikel 5

De belasting is verschuldigd per volledig jaar en wordt ingekohierd.

De belasting is verdubbeld na beslissing van het College van Burgemeester en Schepenen wanneer, zelfs na een aanmaning, de belastingplichtige geen gunstig vervolg of geen gunstig gemotiveerde weigering heeft gereserveerd aan het voorstel van het Gemeentebestuur voor hulpaanbod bij huurbeheer en aan de herbezetting van zijn goed.

Artikel 6

Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van de ordonnantie betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake gemeentebelastingen, zijn van toepassing op de gemeentebelastingen de bepalingen van titel VII, hoofdstukken 1, 3, 4, 6 tot en met 8 van het Wetboek van Inkomstenbelastingen, artikelen 126 tot en met 175 van het uitvoeringsbesluit van dat Wetboek voor zover ze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen, alsook het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet fiscale schuldvorderingen, met uitzondering van de artikelen 43 tot en met 48, van toepassing op dit belastingreglement voor zover ze niet specifiek de in dit Wetboek bepaalde  fiscale schuldvorderingen  betreffen.