Belasting op de gebouwen bestemd voor kantoren

Artikel 1

Er wordt, vanaf 1 januari 2023 en tot 31 december 2028, een jaarlijkse belasting gevestigd op de gebouwen bestemd voor kantoren die gelegen zijn op het grondgebied van de gemeente Oudergem.

De bestemming kan voortvloeien uit een effectief gebruik van de gebouwen als kantoren of, indien dit niet het geval is, uit de stedenbouwkundige vergunning.

De belasting heeft als basis de bruto bovengrondse vloeroppervlakte van de gebouwen.

Onder “bruto bovengrondse vloeroppervlakte” wordt verstaan het totaal van de bedekte vloeren met uitsluiting van de lokalen die zich onder de grond bevinden en bestemd zijn voor het parkeren, als kelders, voor de technische uitrustingen en als opslagplaatsen. De afmetingen van de vloeren zijn gemeten tussen de buitenkanten van de muurgevels; de vloeren worden verondersteld doorlopend te zijn, zonder rekening te houden met een onderbreking door wanden, binnenmuren, kokers, trappenhuizen en liften.

Wordt in het bijzonder geacht als effectief gebruikt als “kantoren”, het lokaal bestemd:

  • ofwel voor beheers- of bestuurswerken van een industrieel-, commercieel- of landbouwbedrijf of een openbare dienst;
  • ofwel voor de activiteit van een vrij beroep, van een ambt of een dienst of een winstgevende bezetting met uitsluiting van geneeskundige of paramedische beroepen;
  • ofwel voor de activiteiten van de bedrijven van intellectuele diensten, inbegrepen de activiteiten van productie van immateriële goederen zoals de conceptieactiviteiten en/of de productie van immateriële goederen die berusten op een intellectueel of een communicatieproces of gebonden aan de maatschappij van de kennis (productie van audiovisuele goederen, van software, opnamestudio’s, gespecialiseerde professionele vormingen, voorafgaande pers dienst, call centers,…) of behoren aan de technologieën inzake leefmilieu.

Artikel 2

§ 1 De aanslagvoet is vastgelegd op achttien euro (€ 18,00) per jaar per m². De belasting wordt gevestigd op basis van de effectieve maanden van de bestemming als kantoor, waarbij iedere begonnen maand als volledig wordt aangerekend.

Wanneer de belastbare oppervlakte effectief is gebruikt voor kantoren en deze gedekt is door een stedenbouwkundige vergunning die de bestemming als kantoor toelaat, wordt de aanslagvoet verminderd tot tien euro (€ 10,00) per m² en per jaar.  Deze verminderde aanslagvoet wordt gevestigd op basis van de effectieve maanden van gebruik, waarbij iedere begonnen maand echter wel als volledig wordt aangerekend tegen een aanslagvoet van achttien euro (€ 18,00) per m² naar evenredigheid van de beschouwde oppervlakte.

Artikel 3

§ 1 De belasting is verschuldigd door de eigenaar van de gebouwen bestemd voor kantoren. 
In geval van erfpacht of van opstal is de belasting hoofdelijk verschuldigd door de opstalgever en de erfpachter/de opstalhouder.

In geval van vruchtgebruik, is de belasting hoofdelijk verschuldigd door de naakte eigenaar en de vruchtgebruiker.

In geval van huur, is de belasting hoofdelijk verschuldigd door de eigenaar en de huurder.

§ 2 Indien de houder van een zakelijk recht (eigenaar, erfpachter, opstalhouder, vruchtgebruiker) of de huurder in de loop van het aanslagjaar verandert, wordt de belasting verdeeld tussen de oude en de nieuwe houder van het zakelijk recht of de huurder op basis van het aantal maanden. Voor de toepassing van deze bepaling wordt elke begonnen maand als volledig beschouwd.

Bij verkoop van vastgoed is het de datum van de authentieke akte die geldt als bewijs. Voor alle andere contracten wordt de datum van inwerkingtreding van het contract in aanmerking genomen.

De pro rata vermindering van het belastbaar bedrag gebeurt niet automatisch: het is aan de belastingplichtige om de gemeente op de hoogte te brengen van de wijziging van de houder van het zakelijk recht of van de huur, binnen de maand na de wijziging.

Artikel 4

Zijn vrijgesteld van de belasting:

  1. de onderwijsinstellingen die gesubsidieerd worden door de gemeenschappen voor de kantooroppervlakten die ze bezetten;
  2. de eerste 75 vierkante meters van de kantooroppervlakte behalve als door het gecreëerde kantoor een wooneenheid verdwijnt.

Artikel 5

Het gemeentebestuur stuurt naar de belastingplichtige een aangifteformulier dat naar behoren ingevuld en ondertekend moet teruggezonden worden, binnen een maand na de datum van verzending.

De belastingplichtige die geen aangifteformulier ontving, wordt verondersteld dit formulier bij het gemeentebestuur aan te vragen, ten laatste op de 15e januari die volgt op het betreffende boekjaar.

De aangifte geldt tot herroeping. In geval van wijziging van de belastbare situatie dient de belastingplichtige spontaan een nieuwe aangifte in te dienen binnen een termijn van een maand, die begint te lopen op de dag van de wijziging.

Artikel 6

§ 1 Indien geen aangifte gedaan wordt binnen de gestelde termijn of ingeval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte door de belastingplichtige, wordt de belasting ambtshalve ingekohierd op basis van de elementen waarover het gemeentebestuur beschikt.

Vooraleer over te gaan tot de ambtshalve aanslag, stelt het gemeentebestuur de belastingplichtige bij ter post aangetekend schrijven in kennis van de redenen waarom het zijn toevlucht neemt tot deze procedure, de elementen waarop de belastingheffing is gebaseerd, de wijze waarop deze elementen bepaald werden en het bedrag van de belasting.

De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen die begint te lopen op de derde werkdag na de datum van verzending van de kennisgeving om zijn opmerkingen schriftelijk over te maken.  De belastingplichtige dient het bewijs te leveren dat de elementen die hij inroept correct zijn.

Het gemeentebestuur gaat over tot de ambtshalve inkohiering van de belasting als de belastingplichtige bij het verstrijken van deze termijn geen opmerkingen heeft overgemaakt die de annulering van deze procedure zouden rechtvaardigen.

 § 2 De ambtshalve ingekohierde bijdragen worden als volgt verhoogd:

  • eerste ambtshalve inkohiering: 20 % van het verschuldigde of als dusdanig beschouwde recht;
  • tweede ambtshalve inkohiering: 50 % van het verschuldigde of als dusdanig beschouwde recht;
  • vanaf de derde ambtshalve inkohiering: 100 % van het verschuldigde of als dusdanig beschouwde recht;

Er wordt voor de berekening van de verhoging geen rekening gehouden met een ambtshalve inkohiering als de belasting in de loop van de drie boekjaren volgend op het boekjaar waarop deze ambtshalve inkohiering betrekking heeft normaal ingekohierd werd.