Belasting op de tweede verblijven

Artikel 1

Er wordt vanaf 1 januari 2026 en dit tot en met 31 december 2031, een jaarlijkse belasting geheven op de tweede verblijven gelegen op het grondgebied van de gemeente, ongeacht het feit of ze al dan niet in de kadastrale legger zijn ingeschreven

Artikel 2

Het bedrag van de belasting wordt vastgesteld op 1.300,00 euro per jaar en per verblijfplaats. Nochtans wordt de belasting op 200,00 euro teruggebracht voor de woningen door studenten betrokken. De belasting is verschuldigd door diegene die over het tweede verblijf beschikt. Bij verhuring is de belasting solidair verschuldigd door de eigenaar(s)

Vanaf het belastingjaar 2027, worden de belastingtarieven elk belastingjaar aangepast aan de hand van de consumptieprijsindex die op de website van Stabel wordt gepubliceerd. Ze worden elk jaar op 1 januari aangepast aan de index van januari van het voorgaande jaar volgens de formule R x (i/I), waarbij:

  • R = hierboven vastgestelde belastingtarieven
  • i = index van de maand januari van het lopende jaar
  • I = index van de maand januari van het afgelopen jaar (basis 2013 = 100)

De aangepaste belastingtarieven worden naar boven afgerond op twee decimalen.

Artikel 3

Onder tweede verblijf moet worden verstaan elke andere private woongelegenheid, dan die welke voor het hoofdverblijf is aangewend, waarvan de gebruikers niet voor hun gewoon verblijf zijn ingeschreven in de bevolkingsregisters, en waarover zij op het ogenblik hetzij als eigenaar, hetzij als huurder, hetzij als houder van een gebruiksvergunning, kunnen beschikken al dan niet tegen betaling, dit ongeachthet feit of het gaat om landhuizen, bungalows, appartementen, weekendhuisjes, optrekjes en alle andere vaste woongelegenheden hierin begrepen de met chalets gelijkgestelde caravans. Worden niet beschouwd als tweede verblijf :

  • het lokaal waarin een niet in de gemeente gedomicilieerde persoon een beroepsaktiviteit uitoefent;
  • de tenten, verplaatsbare caravans en woonaanhangwagens.

Wordt geacht op ieder ogenblik over een tweede verblijf te beschikken, hij, die het tijdens het aanslagjaar kan betrekken, tegen betaling of niet, zelfs met tussenpauzen. Dit is ook het geval indien hij het gebruik van het tweede verblijf kosteloos of niet afstaat aan één of aan meerdere derden, af en toe of tijdens een willekeurige periode van het belastingsjaar.

Artikel 4

Zijn de belasting verschuldigd, de personen die aan één of verschillende onderstaande  voorwaarden voldoen :

  1. eigenaar zijn te Oudergem van enig privaat woonverblijf en zich het gebruik ervan voorbehouden bij wijze van een tweede verblijf of van een optrekje;
  2. te Oudergem, als tweede verblijfplaats of optrekje, een niet door de eigenaar gemeubelde woning te hebben gehuurd, behalve indien de huurder het bewijs levert student te zijn. In dat geval is de belasting verschuldigd door de eigenaar.
  3. te Oudergem een handelsbedrijvigheid of een vrij beroep uitoefenen, en er over een private woning beschikken buiten de lokalen bestemd tot de uitoefening van deze beroepsbezigheid.

Voor de uitvoering van huidig reglement zijn de ambtenaren en overige personeelsleden van de Europese Gemeenschappen en hun familieleden, die hun hoofdverblijfplaats hebben in de gemeente en die omwille van hun bijzonder statuut zijn vrijgesteld van de inschrijving in de bevolkingsregisters gelijkgesteld met de personen ingeschreven in de bevolkingsregisters van Oudergem.

Artikel 5

Het Gemeentebestuur richt een aangifteformulier aan de belastingplichtige, dat hij, naar behoren ingevuld, gedateerd en ondertekend, moet terugsturen binnen een maand na de verzenddatum.

Belastingplichtige die geen aangifteformulier heeft ontvangen, moet er een aanvragen vóór 15 januari van het jaar dat volgt op het aanslagjaar.

De aangifte blijft geldig totdat deze wordt ingetrokken. Bij wijzigingen moet de belastingplichtige binnen tien dagen na de wijziging spontaan een nieuwe aangifte indienen.

Artikel 6

Bij gebrek aan aangifte binnen de bepaalde termijn of onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte door de belastingplichtige, wordt de belasting ambtshalve ingekohierd op basis van de gegevens waarover de gemeente beschikt.

Alvorens tot ambtshalve belastingheffing over te gaan, stelt het gemeentebestuur de belastingplichtige bij aangetekende brief in kennis van de redenen voor deze procedure, de elementen waarop de belasting wordt gebaseerd, de wijze waarop deze elementen worden bepaald en het bedrag van de belasting.

De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van de kennisgeving om zijn opmerkingen schriftelijk in te dienen.  De belastingplichtige moet de juistheid van de door hem aangevoerde elementen bewijzen.

Het gemeentebestuur zal overgaan tot ambtshalve heffing op basis van de elementen waarop de inkohiering gevestigd is en die vooraf aan de belastingplichtige werden gemeld, indien de belastingplichtige na afloop van deze termijn geen opmerkingen heeft gemaakt die de annulering van deze procedure rechtvaardigen

De ambtshalve ingekohierde belastingen worden verhoogd als volgt:

  • eerste ambtshalve inkohiering: 20% van het verschuldigde of geraamde verschuldigd recht;
  • tweede ambtshalve inkohiering: 50 % van het verschuldigde of geraamde verschuldigd recht;
  • vanaf de derde ambtshalve inkohiering: 100% van het verschuldigde of geraamde verschuldigd recht.

Artikel 7

Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van de ordonnantie betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake gemeentebelastingen, zijn van toepassing op de gemeentebelastingen de bepalingen van titel VII, hoofdstukken 1, 3, 4, 6 tot en met 8 van het Wetboek van Inkomstenbelastingen, artikelen 126 tot en met 175 van het uitvoeringsbesluit van dat Wetboek voor zover ze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen, alsook het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet fiscale schuldvorderingen, met uitzondering van de artikelen 43 tot en met 48, van toepassing op dit belastingreglement voor zover ze niet specifiek de in dit Wetboek bepaalde  fiscale schuldvorderingen  betreffen.