Gemeentelijk reglement betreffende de certificaten van kennis van het Frans of het Nederlands

De Raad,
Gelet op artikel 117 van de nieuwe gemeentewet;
Gelet op de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, inzonderheid de artikelen 21 en 53;
Overwegende hetgeen volgt:
De kennis van het Frans of het Nederlands als tweede taal is een voorwaarde voor de benoeming van de personeelsleden bij de plaatselijke besturen.
Deze kennis wordt momenteel uitsluitend bevestigd door een certificaat afgegeven door Selor.
In zijn besluit van 5 februari 2015 stelt het Hof van Justitie van de Europese Unie (Commissie c. België, C-317/14) dat de Belgische wetgeving het Europees recht schendt door de certificaten die door Selor afgegeven worden als enig en uitsluitend bewijs te beschouwen van de kennis van een tweede taal:
"22. Volgens vaste rechtspraak van het Hof beogen de bepalingen van het VWEU inzake het vrije verkeer van personen in hun geheel het de onderdanen van de lidstaten gemakkelijker te maken, op het grondgebied van de Unie een beroep uit te oefenen, en staan zij in de weg aan maatregelen die deze onderdanen zouden kunnen benadelen wanneer zij op het grondgebied van een andere lidstaat een economische activiteit willen verrichten (zie met name het arrest Las, C-202/11, EU:C:2013:239, punt 19 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
23. Die bepalingen en in het bijzonder artikel 45 VWEU staan bijgevolg in de weg aan elke maatregel die, zelfs wanneer hij zonder discriminatie op grond van nationaliteit van toepassing is, het gebruik van de in het Verdrag gewaarborgde fundamentele vrijheden door burgers van de Unie kan belemmeren of minder aantrekkelijk kan maken (arrest Las, EU:C:2013:239, punt 20 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
24. Ingevolge artikel 3, lid 1, tweede alinea, van verordening nr. 492/2011 hebben de lidstaten weliswaar het recht om de voorwaarden betreffende de wegens de aard van de te verrichten arbeid vereiste taalkennis vast te stellen.
25. Toch mag het recht om een bepaalde taalkennis te eisen naargelang van de aard van de arbeid, geen afbreuk doen aan het vrije verkeer van werknemers. De eisen die bij de uitvoeringsmaatregelen van dat recht worden gesteld, mogen in geen geval onevenredig zijn aan het nagestreefde doel, en de wijze waarop zij worden toegepast, mag niet leiden tot de discriminatie van de onderdanen van andere lidstaten (zie in die zin het arrest Groener, C-379/87, EU:C:1989:599, punt 19).
26. In casu moet worden erkend dat het gerechtvaardigd kan zijn om van een kandidaat voor een vergelijkend onderzoek dat wordt georganiseerd om te voorzien in een betrekking bij een plaatselijke dienst, te weten bij een entiteit die concessiehouder is van een openbare dienst of die belast is met een taak van algemeen belang op het grondgebied van een gemeente, te eisen dat hij beschikt over een op de aard van de te verrichten arbeid afgestemde kennis van de taal van het gebied waarin de betrokken gemeente is gelegen. Een betrekking bij een dergelijke dienst kan immers worden geacht de vaardigheid te vereisen om met de plaatselijke administratieve autoriteiten en, in voorkomend geval, met het publiek te communiceren.
27. In een dergelijk geval kan het bezit van een diploma ten bewijze dat men geslaagd is voor een taalexamen, een criterium zijn om de vereiste taalkennis te beoordelen (zie in die zin het arrest Angonese, EU:C:2000:296, punt 44).
28. Van een kandidaat voor een vergelijkend onderzoek voor de aanwerving van personeel overeenkomstig de gecoördineerde wetten eisen dat hij zijn taalkennis bewijst door middel van één enkel soort certificaat dat door slechts één enkele Belgische instantie wordt afgegeven die daartoe belast is met de organisatie van taalexamens op het Belgische grondgebied, is gelet op de eisen van het vrije verkeer van werknemers echter onevenredig aan de nagestreefde doelstelling.
29. Dat vereiste sluit immers uit dat rekening wordt gehouden met het kennisniveau waarover iemand op basis van een in een andere lidstaat behaald diploma kan worden verondersteld te beschikken gelet op de aard en de duur van de opleiding waarvan de voltooiing uit dat diploma blijkt (zie in die zin het arrest Angonese, EU:C:2000:296, punt 44).
30. Voorts benadeelt dat vereiste, ook al geldt het zonder onderscheid voor nationale onderdanen en onderdanen van andere lidstaten, in werkelijkheid de onderdanen van de andere lidstaten die wensen te solliciteren naar een betrekking bij een plaatselijke dienst in België.
31. Dat vereiste verplicht de betrokkenen die in andere lidstaten wonen, dat wil zeggen voor het merendeel onderdanen van die staten, immers om zich naar het Belgische grondgebied te begeven enkel en alleen om hun kennis te laten beoordelen aan de hand van een examen dat noodzakelijk is om het voor de indiening van hun sollicitatie vereiste certificaat te verkrijgen. De extra lasten die deze verplichting met zich brengt, kunnen de toegang tot de betrokken betrekkingen bemoeilijken (zie in die zin het arrest Angonese, EU:C:2000:296, punten 38 en 39).
32. Het Koninkrijk België heeft geen doelstelling aangevoerd waarvan de verwezenlijking die gevolgen kan rechtvaardigen.
(…)
35. Bijgevolg is het Koninkrijk België, door van kandidaten voor betrekkingen bij de plaatselijke diensten in het Franse of het Duitse taalgebied uit wier vereiste diploma's of certificaten niet blijkt dat zij hun onderwijs in de betrokken taal hebben genoten, te eisen dat zij hun taalkennis bewijzen door middel van één enkel soort certificaat dat uitsluitend door één enkele Belgische officiële instantie wordt afgegeven na een door die instantie op het Belgische grondgebied georganiseerd examen, de verplichtingen niet is nagekomen die op hem rusten krachtens artikel 45 VWEU en verordening nr. 492/2011."
Tot op heden is er nog steeds sprake van schending van het Gemeenschapsrecht.
De federale wetgever heeft enkel ten bate van de Duitstalige Gemeenschap een wet goedgekeurd om deze tekortkoming te beëindigen (Wet van 21 april 2016 houdende wijziging van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966), reden waarom deze tussenkomst van de wetgever afgekeurd is door het Grondwettelijk Hof omdat de gemeenten van het van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad niet in het toepassingsgebied van de wet opgenomen waren (Grondwettelijk Hof, arrest nr. 109/2017 van 5 oktober 2017, B.12 tot B.15).
De Vlaamse Gemeenschap, bij decreet van 18 november 2011 en de Franse Gemeenschap, bij decreet van 7 november 2013, wijken beiden af van de exclusiviteit van Selor voor de afgifte van certificaten van taalkennis en met certificaten gelijkgestelde vergunningen.
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 maart 2018 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de gewestelijke overheidsdiensten van Brussel, artikel 367) evenals de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 29 november 2018 houdende wijziging van het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 5 juni 2008 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren en stagiairs van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad, nieuw artikel 269), hebben, elk voor hun personeel, deze equivalentie ingevoerd.
Voor de Brusselse gemeenten blijft er bijgevolg een juridische leemte bestaan die een schending uitmaakt van het Gemeenschapsrecht.
De gemeenten kunnen regels aannemen die binnen het gemeentelijk belang vallen, tenzij een andere wetgever een gedetailleerde norm heeft goedgekeurd in de aangelegenheid die de gemeente wil regelen.
In casu is de aanwerving van personeel wel degelijk van gemeentelijk belang.
De benoeming van personeelsleden is van gemeentelijk belang aangezien de statutaire relatie de regel is en de statutaire aanwerving financieel een noodzakelijke voorwaarde is voor de duurzaamheid van het pensioenstelsel van de personeelsleden.
Aangezien de statutaire aanwerving afhankelijk is van de kennis van het Frans of het Nederlands als tweede taal, wordt de statutaire aanwerving belemmerd door de juridische leemte die voortvloeit uit het ontbreken van enig alternatief voor de exclusiviteit van de certificaten, afgegeven door Selor.
Zolang de federale wetgever ter zake geen regeling voorziet, behoudt de gemeente een residuaire normatieve bevoegdheid.
Er wordt voorgesteld om een alternatief te erkennen voor de certificaten van Selor door certificaten en diploma's te aanvaarden die voldoen aan de niveaus van taalvaardigheid van het gemeenschappelijk Europees referentiekader voor talen, erkend voor het personeel van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie:
  • Gelijkwaardig aan artikel 9, § 2, lid 2 of de artikelen 8 en, ofwel 9, § 1, lid 2, ofwel artikel 10 (elementaire mondelinge en schriftelijke kennis): competentieniveau B1
  • Gelijkwaardig aan de artikelen 11 en 9, § 1 (voldoende mondelinge en schriftelijke kennis): competentieniveau C1 voor de competenties lezen en luisteren en B2 voor de mondelinge en schriftelijke competenties.
Het voorgestelde reglement zal tot gevolg hebben dat, met uitzondering van de arbeiders en de vaklui, enkel die personeelsleden benoemd kunnen worden die voldoen aan de voorwaarden van het administratief statuut en het bewijs geleverd hebben dat zij van de tweede taal een bepaalde schriftelijke en mondelinge kennis hebben, vastgelegd
ofwel door het koninklijk besluit van 8 maart 2001 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven door de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken gecoördineerd op 18 juli 1966 en bevestigd door een certificaat van taalkennis afgegeven door SELOR
ofwel door een van de niveaus van taalvaardigheid bepaald door het gemeenschappelijk Europees referentiekader voor talen
en
bevestigd door een certificaat van taalkennis afgegeven door een instelling voor taalonderwijs erkend door de Vlaamse of de Franse Gemeenschap en waarvan het niveau vastgesteld is op basis van de examens bedoeld in de volgende artikelen van gezegd koninklijk besluit van 8 maart 2001 of van gezegd Europees kader:
- artikel 9, § 2, lid 2 of de artikelen 8 en, ofwel 9, § 1, lid 2, ofwel artikel 10 (elementaire mondelinge en schriftelijke kennis): competentieniveau B1;
-de artikelen 11 en 9, § 1 voldoende mondelinge en schriftelijke kennis) of artikel 12 of competentieniveau C1 voor de competenties lezen en luisteren en B2 voor de mondelinge en de schriftelijke competenties.
Aangezien de gemeente de bestaande federale bepalingen niet kan overnemen, beperkt de tekst van het reglement zich tot het opvullen van de gezegde juridische leemte en het creëren van certificaten die gelijkwaardig zijn aan die van SELOR.
Beslist:
Met uitzondering van de arbeiders of de vaklui, moeten de personeelsleden, om benoemd te worden, het bewijs leveren dat zij een bepaalde mondelinge en schriftelijke kennis hebben van de tweede taal door een van de niveaus van taalcompetentie hierna bepaald overeenkomstig het gemeenschappelijk Europees referentiekader voor talen en bevestigd door een certificaat van taalkennis afgegeven door een instelling voor taalonderwijs erkend door de Vlaamse of de Franse Gemeenschap:
  • elementaire mondelinge en schriftelijke kennis: competentieniveau B1
  • voldoende mondelinge en schriftelijke kennis: competentieniveau C1 voor de competenties lezen en luisteren en B2 voor de mondelinge en de schriftelijke competenties.