Mondelinge vraag van mevrouw Jasmine Boumraya en de heer François Lebovy (ECOLO-GROEN): het advies van de gemeente betreffende het voorontwerp van ordonnantie houdende organisatie van het parkeerbeleid

Mondelinge vraag van mevrouw Jasmine Boumraya en de heer François Lebovy (ECOLO-GROEN): het advies van de gemeente betreffende het voorontwerp van ordonnantie houdende organisatie van het parkeerbeleid en herdefiniëring van de opdrachten en beheersmodaliteiten van het Parkeeragentschap van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

 

 
Mijnheer de voorzitter,
Mijnheer de burgemeester,
Dames en heren schepenen,
Geachte collega's,
De gewestelijke minister van Mobiliteit, Elke Van den Brandt, heeft een voorontwerp van ordonnantie betreffende de organisatie van het parkeerbeleid ter advies voorgelegd aan de gewestelijke burgemeesters.
De herziening van deze ordonnantie, die dateert van 2009, moet worden gezien in samenhang met de snelle evolutie van de mobiliteit in het Brussels gewest. De gezondheidscrisis leidde tot een versnelling van een veranderingsproces dat eerder al was begonnen.
Uit een studie van Statbel blijkt dat 53% van de huishoudens in Brussel en 38% van de huishoudens in Oudergem (bijna 4 op de 10 huishoudens) geen auto bezitten, voornamelijk om economische redenen.
In 2020 maakten bijna 60.000 Brusselaars gebruik van een deelauto, wat betekent dat ze geen parkeerplaats meer nodig hebben.
Deze ordonnantie moet worden gezien in het kader van het Gewestelijk Mobiliteitsplan Good Move dat de Brusselse regering heeft aangenomen en waarvan het hoofddoel erin bestaat te streven naar verkeersluwe wijken en een rustige mobiliteit teneinde de levenskwaliteit en de aantrekkingskracht van het Brussels gewest te vergroten, inzonderheid door de herkwalificatie van openbare ruimten in plaats van autoverkeer en parkeren.
Overeenkomstig het GMP wenst de regering, met dit ontwerp van ordonnantie, het parkeren buiten de openbare weg aan te moedigen teneinde ruimte vrij te maken op de openbare weg. We wijzen erop dat het plan Good Move voorziet in een vermindering van het aantal parkeerplaatsen op de openbare weg met 65.000 tegen 2030. Dit is volgens ons een interessante werkbasis, des te meer daar het parkeeraanbod buiten de openbare weg (800.000 plaatsen) groter is dan de vraag naar parkeerplaatsen (530.000 voertuigen).
De mobiliteitsgewoonten zijn geëvolueerd en zullen dat blijven doen, meer bepaald via een sterke toename van het gebruik van de fiets en het openbaar vervoer, door de versterking van het treinaanbod (S-stations) en de recente tariefintegratie (BruPass en BruPass XL). Deze mobiliteitsgewoonten hebben een impact op de parkeerbehoeften maar ook op de bezetting van de openbare ruimte.
De gemeente Oudergem heeft dit goed begrepen en kondigde aan dat ze de tarieven voor fietsboxen wil afstemmen op die van de parkeerkaarten.
Het is duidelijk dat verschillende praktische elementen van deze regelgeving concreet zullen moeten worden gemaakt door middel van uitvoeringsbesluiten. We moeten daar open voor staan en constructieve gesprekken aanknopen met de andere betrokken bestuursniveaus opdat er rekening zou worden gehouden met de specifieke situatie van onze gemeente.
Mijn vragen luiden als volgt:
  • Hoe ziet u de verdere samenwerking met de Brusselse regering in de continuïteit van het Gewestelijk Mobiliteitsplan (GMP) Good Move?
  • Welke zijn, in de komende jaren, de mogelijkheden voor een regelmatige evaluatie van de ordonnantie in het licht van andere wijzigingen op het gebied van mobiliteit? Wat gaat u doen om een constructief debat voort te zetten?
Ik dank u voor uw antwoorden.
François Lebovy Jasmine Boumraya
Antwoord van mevrouw Sophie de Vos, schepen:
Op 17 december 2020 keurde de regering een voorontwerp van ordonnantie houdende organisatie van het parkeerbeleid en herdefiniëring van de opdrachten en beheersmodaliteiten van het Parkeeragentschap van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest goed. Minister Elke Van den Brandt heeft aan de gemeenten gevraagd om in verband hiermee hun advies uit te brengen vóór 10 maart 2021.
De herziening van een zo belangrijke ordonnantie kan grote gevolgen hebben voor de levenskwaliteit van de burgers, de economische activiteit, de ruimtelijke ordening en het mobiliteitsbeleid. Het is dus van essentieel belang de boot niet te missen en rekening te houden met de ervaringen uit het verleden en de realiteit op het terrein, des te meer daar de gemeenten meer dan 80% van de Brusselse wegen beheren.
Om te beginnen wil ik erop wijzen dat de termijn tussen de eerste informatievergadering die het gewest voor de gemeenten heeft georganiseerd en de uiterste datum om een advies in te dienen bijzonder kort was en ons slechts weinig tijd liet om te reageren. Dit is niet mijn idee van constructief overleg over een zo gevoelig dossier. Ter informatie geef ik mee dat mijn dienst en ikzelf hebben deelgenomen aan alle vergaderingen in verband hiermee en dat ook de burgemeester hierover van gedachten heeft gewisseld in het kader van de Conferentie van Burgemeesters.
Ik ga u niet het hele advies van het college uit de doeken doen, daar dit te lang zou duren; ik beperk me tot de meest relevante elementen. Overigens is dit advies sinds 9 maart voor u beschikbaar bij het secretariaat als gevolg van de publicatie van de notulen van de vergadering van het college op 5 maart, namelijk de datum waarop we ons advies hebben uitgebracht. Ik twijfel er niet aan dat u al kennis heeft genomen van het advies. Ik wil ook benadrukken dat het college dit advies unaniem heeft aangenomen en dat dit niet het geval is geweest in alle Brusselse gemeenten.
Belangrijke aandachtspunten voor het college van de gemeente Oudergem:
  1. Geen evaluatie van de bestaande ordonnantie. Het lijkt ons noodzakelijk om, alvorens nieuwe reglementaire bepalingen voor te stellen, de huidige ordonnantie op concrete wijze te evalueren: identificatie van de voornaamste obstakels en problemen die op het terrein bestaan, hun oorzaken en hoe ze te verhelpen. Deze evaluatie ontbreekt in de inleiding van het ontwerp van ordonnantie. Een dergelijke evaluatie moet worden overgelegd voor overleg. De gemeenten moeten hun steentje kunnen bijdragen op basis van de grondige kennis van hun grondgebied.
  2. Delegatie aan de regering – KB van uitvoering. De ontwerpordonnantie voorziet in een te groot aantal delegaties aan de regering. Een reeks gevoelige parameters van het parkeerbeleid (tarieven, afbakening van de zones, sectoren, vrijstellingen ...) wordt immers doorverwezen naar de uitvoeringsbesluiten. Het is bijgevolg moeilijk een advies uit te brengen met volledige kennis van zaken zonder kennis te hebben van de uitvoeringsbesluiten en van hun overeenstemming met de specifieke plaatselijke kenmerken. Daarom heeft het college van de gemeente Oudergem gevraagd om reëel overleg over de uitvoeringsbesluiten te organiseren en zich niet te beperken tot korte vraag- en antwoordsessies.
  3. Ruimtelijke wanverhouding tussen parkeeraanbod en -vraag voor een verschuiving van parkeren op de openbare weg naar parkeren buiten de openbare weg. De ontwerpordonnantie geeft niet op duidelijke en doeltreffende wijze aan hoe de verschuiving van parkeren op de openbare weg naar parkeren buiten de openbare weg (openbare en private parkings) kan worden georganiseerd, met een hiërarchie van de tarieven. Hoewel de minister verzekert dat het aanbod aan parkeerplaatsen buiten de openbare weg in Brussel globaal gezien volstaat om parkeerplaatsen op de openbare weg te schrappen, zegt ze niets over de ongelijke ruimtelijke verdeling van deze parkeerplaatsen binnen de wijken; bovendien liggen die parkeerplaatsen vaak ondergronds en zijn ze niet aangepast aan de parkeervraag van buurtbewoners en bezoekers. Zo bestaat er niet het minste investeringsplan voor de creatie van parkings buiten de openbare weg voor de wijken die geen mogelijkheden zouden hebben inzake verschuiving buiten de openbare weg; evenmin bestaan er voorstellen voor aanpassing van de wetgeving (BWLKE, GSV ...) teneinde een sterke juridische dwang te verkrijgen met het oog op het delen van parkings buiten de openbare weg.
  4. Inbreuk op de gemeentelijke autonomie en bestraffing van de gemeenten. In de ontwerpordonnantie worden de gemeentelijke bevoegdheden inzake parkeren, maar ook andere bevoegdheden, meermaals in vraag gesteld. Uit onze lezing van het voorontwerp van ordonnantie maken we op dat het beheerprobleem voornamelijk te wijten zou zijn aan het slechte beheer door de gemeenten. We steunen het streven om een geharmoniseerd systeem van parkeerbeheer op gewestelijk niveau te creëren, maar wensen dat de gemeenten over voldoende flexibiliteit zouden beschikken om het systeem aan te passen in functie van de lokale context, wat onmisbaar is voor een geslaagd beheer. De gemeentelijke autonomie wordt gewaarborgd door de grondwet en het Europees Handvest inzake lokale autonomie, dat door het Parlement is aangenomen en dus moet worden geëerbiedigd. Daarom hebben wij een juridische analyse gevraagd van deze inbreuk op de gemeentelijke autonomie en inzonderheid van de procedures van toezicht, voogdij en indeplaatsstelling die aan een contradictoir onderzoek moeten worden onderworpen, wat betekent dat de gemeenten de kans moeten krijgen om zich te verdedigen en uitleg te geven.  Tevens wordt voorgesteld dat, als een gemeente in gebreke blijft het gewestelijk parkeerbeleidsplan in acht te nemen, het gewest in de toekomst van de gemeente zou kunnen eisen dat ze maatregelen neemt om een einde te stellen aan haar tekortkomingen. Hoewel een dergelijke procedure in het verleden al bestond, wordt die nu verder aangescherpt. Nog zorgwekkender is dat een procedure in omgekeerde richting niet bestaat. Wat gebeurt er als het gewest zijn verplichtingen niet nakomt, bijvoorbeeld als het gewest in gebreke blijft bepaalde maatregelen te nemen op de wegen die het beheert? Het moet natuurlijk ook mogelijk zijn de kwaliteit van de diensten van het Agentschap te beoordelen en in sancties te voorzien in geval van negatieve beoordeling. In dezelfde geest lijkt het ons overdreven excessief ervoor te zorgen dat de gemeenten niet in aanmerking komen voor alle gewestelijke subsidies in het kader van een mobiliteitsbeleid.
  5. Vaststelling van de gereglementeerde zones, tijdvakken en tarieven. Zoals hierboven aangehaald, wenst de gemeente Oudergem een harmonisatie op gewestelijk niveau van het parkeerbeheer waarbij rekening wordt gehouden met de heterogeniteit van de situaties op het terrein. Deze harmonisatie moet betrekking hebben op de doelstellingen van het parkeerbeleid en de definitie van algemene regelingen van parkeerbeheer waarvan de nadere regels (uren, gebieden, tarieven) worden aangepast aan elke zone in functie van de plaatselijke context (met het doel om niet meer vrijstellingen toe te kennen dan er beschikbare plaatsen zijn).
  6. Tarieven in functie van de milieu- en technische criteria van een voertuig en van de sociaal-economische situatie van de eigenaar van het voertuig. Het college van de gemeente Oudergem is er geen voorstander van om voorkeurtarieven vast te stellen in functie van de technische en milieukenmerken van het voertuig of van de sociaal-economische situatie van de eigenaar van het voertuig. De plaats die een voertuig op de openbare weg inneemt is dezelfde, ongeacht de technische en milieukenmerken van het voertuig of de sociaal-economische situatie van zijn eigenaar. Deze voorstellen brengen bovendien praktische moeilijkheden mee bij de uitvoering ervan. Overigens ontwikkelt het gewest instrumenten ten aanzien van deze doelstellingen: de LEZ is het gewestelijk instrument dat een transitie naar schone voertuigen mogelijk maakt, terwijl het beleid van sociale herverdeling toelaat om sociaal-economische ongelijkheid te bestrijden. De parkeerordonnantie moet ernaar streven het parkeerbeheer te regelen.
Dit zijn de voornaamste punten van het advies van de gemeente Oudergem. Het college formuleerde ook andere opmerkingen in verband met het gebruik van nieuwe technologieën, de controle op buitenlandse nummerplaten, de opdrachten die aan het Parkeeragentschap worden toevertrouwd, de invordering van retributies, de schrapping van de gemeentelijke parkeerplannen enzovoort. We hebben ook gevraagd om de toegankelijkheid van beveiligde fietsenstallingen te vergroten door de huidige tarieven voor de huur van een door het gewest ter beschikking gestelde fietsparkeerbox te verlagen.
Het gewest heeft nagelaten om het overleg met de bevolking te organiseren. Voor zover ik weet, wordt een openbaar onderzoek georganiseerd met betrekking tot het gewestelijk parkeerplan ter uitvoering van de ordonnantie, maar niet met betrekking tot de ordonnantie zelf. Overigens werd er wel voorzien in de participatie van de burgers in verband met het gewestelijk mobiliteitsplan, dat de aanzet heeft gegeven tot de denkoefening rond de herziening van de ordonnantie.
U zult wel begrepen hebben dat, naar het voorbeeld van andere Brusselse gemeenten, het advies van het college van de gemeente Oudergem betreffende dit voorontwerp van ordonnantie negatief is. Het is voor ons belangrijk dat het gewest niet doof blijft voor deze kritiek en de zaken bijstuurt. De gemeente Oudergem zal op constructieve en nauwe manier blijven samenwerken met de gewestelijke autoriteiten op het vlak van de mobiliteitsuitdagingen voor de gemeente Oudergem en het hele Brusselse gewest.