Bouwreglement

 

TITEL I – ALGEMENESCHIKKING BETREFFENDE DE GEBOUWEN.

Art.1 – Radio- en televisieantennes.
De radio- en televisieantennes mogen niet dienen als steun voor gelijk welke publiciteit.
Op de top van gebouwen met tenminste 6 appartementen, moeten ze gegroepeerd worden op één enkele mast, gemeenschappelijke antenne vormend.

Art.2 – Kippenhokken – Konijnenhokken – Duiventillen - Schuilplaatsen - Afdaken.
Het is verboden, in de achteruitbouwstroken, de zijdelingse inspringstroken en de hoven en koeren, kippenhokken, konijnenhokken, duiventillen, schuilplaatsen, afdaken en zo meer te bouwen.
Tuinhuisjes zijn verboden in achteruitbouwstroken en zijdelingse inspringstroken. Ze zijn enkel toegelaten in het gebied voor koeren en tuinen, voor zover ze niet zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte en dat ze niet meer dan een kwart van de oppervlakte van het gebied voor koeren en tuinen bedekken.


TITEL II – DE ACHTERUITBOUWSTROKEN EN DE NON-AEDIFICANDI ZIJSTROKEN.

Art.3
De achteruitbouwstroken en de non-aedificandi zijstroken moeten als tuinen worden aangelegd.
Behoudens een afwijkende reglementering, moeten deze stroken voortdurend als tuin ingericht blijven, met uitsluiting van ieder ander gebruik.
Ze mogen voor geen enkel ander bedrijf worden gebruikt en er mag niets ingezet of ingelegd worden dat de zichtbaarheid of de schoonheid van de openbare weg zou kunnen schaden. Het College mag nochtans een tijdelijke parking voor privaatwagens toelaten in deze stroken.

Afsluitingen en uitsprongen.

Art.4
De achteruitbouwstroken moeten van de openbare weg afgesloten worden door een muurvoeting in hard materiaal. Hagen mogen geplant worden op de gemeenschappelijke grens, evenals achter de afsluiting op de straat. Deze hagen moeten regelmatig gesnoeid en mogen de hoogte van 1,80 m niet overschrijden. De hoogte der muurvoeting van de afsluitingen op straat mag niet minder dan 20 cm en niet meer dan 50 cm bedragen. De muurvoeting moet uitgevoerd worden in gevelstenen, de dikte zal tenminste 20 cm zijn en dit onder voorbehoud van uitvoering, met een voldoonde aantal pilasters voor de ondersteuning. De bekleding der afsluitingen zal uitgevoerd worden langs de rooilijn.


TITEL III – ONBEBOUWDE GRONDEN EN BINNENAFSLUITINGEN DER ERFSCHEIDINGEN

Binnenafsluitingen.

Art.5
Tussen de eigendomen, dienen de afsluitingen langs de achterzijde van de gebouwen uit traliedraad (in geplastificeerde ijzerdraad) of hagen te bestaan, ondersteund door palen of piketten, met ijzerdraad, maximum hoogte van 1,80 m. Een plaat van 50 cm hoogte is aan de basis van de afsluiting toegelaten.


TITEL IV – FUNDERINGSMUREN

Art.6
De voorgevels van gebouwen die gelegen zijn op de rooilijn, dienen funderingsmuren te hebben die tot minimum 1,50 m onder het peil van het voetpad dienen te gaan.


TITEL V – OPGAANDE MUREN.

Art. 7 – Dikte van zijgevelmuren.
De dikte van de gemene muren (bepleistering niet inbegrepen) is op 28 cm vastgesteld op het gelijkvloers en de verdiepingen en op 38 cm of 2 bakstenen in de kelderverdieping (aanlegbreedte).
De zijgevels dienen gebouwd met bakstenen van het gewone type en formaat, de bakstenen genoemd “Snelbouwblokken” zijn toegelaten.


TITEL VI – UITSPRONGEN.

Art.8 - Deuren en ramen.
De deuren en ramen op het gelijvloers en de kelderverdieping mogen niet naar buiten draaien.


TITEL VII - SCHOORSTENEN.

Art.9
De rook- en ventilatiekanalen mogen niet zichtbaar zijn onder het peil van de daken. Ze moeten in het metselwerk ingelijfd zijn, mits een minimum dikte van 18 cm tussen de pijpen en de buitenbekleding van de muurwand of opgericht zijn binnen de gebouwen. De uitlaten van de rook afkomstig van de verbranding van stoffen die overlast (reuk, zicht, …) dreigen te veroorzaken, zoals hout, kolen, fossiele brandstoffen enz, alsook de uitlaten van dampkappen van restaurants, snacks enz, moeten uitmonden in het dak van het hoofdgebouw gelegen aan de voorkant van de straat en dit op die manier dat ze geen overlast veroorzaken voor de omliggende woningen. Geen enkel schoorsteen of geleider van lucht, stoom of rook mag uitkomen op de openbare weg.

Art.10
De schoorsteenkappen mogen niet meer dan 2 m achter de rooilijn van de achtergevel voorkomen.

Art.11
Schoorstenen of rookpijpen mogen niet in de dikte van de gemene gevels voorkomen. De balkverbindingen van de haard mogen niet meer dan op de halve dikte van de gemene gevels dragen. Wie een haard of een schoorsteen tegen een gemene muur aanbouwt moet de balken van het naburig gebouw inkorten.


TITEL VIII - DAKEN.

Art.12 - Dakgoten.
Ieder gebouw, oud of nieuw, langs de openbare weg gelegen, moet voorzien zijn van metalen dakgoten van gepaste maat om het regenwater op te vangen. De dakgoten moeten zodanig aangelegd worden dat de overloop gebeurt langs de buitenkant der gebouwen.

Art.13 - Afvoer van regenwater.
Indien het water van de dakgoten op de voorgevel niet langs binnen geleid wordt, moet het worden afgevoerd door middel van buizen in metaal (of een andere stof, goedgekeurd door het College). Ze dienen aan de gevel bevestigd met een uitsprong van minder dan 12 cm. De afvoer in het voetpad is verboden : het zal worden aangesloten op de laatste private inspectieput aanwezig in het gebouw. Voor gebouwen gelegen op de rooilijn, moet er ook een gietijzeren regenwaterton van minstens 1 m hoogte voorzien worden.

TITEL IX - AFVOERLEIDINGEN.

Art.14
Wanneer de verkeerswegen voorzien zijn van een riolering voor de afvoer van afvalwater en drekstoffen, zijn de eigenaars van de aanpalende gebouwde eigendommen er toe gehouden leidingen voor het afvoeren van het huishoudwater en drekstoffen naar de riool, aan te loggen. Wanneer de openbare leidingen tot het zogenoemde “afzonderlijk systeem” behoren, dienen de gebouwen voorzien van een afzonderlijke leiding uitsluitend voor de afvoer van vuil water ( huishoudelijk water en excretie ) en een tweede afvoer uitsluitend voor afvoer van regenwater.


TITEL X – PRIVAAT EN SANITAIRE APPARATEN

Art.15
Geen enkele valbuis van privaten of urinoirs mag in de muren (gemeenschappelijk of tussen woningen van eenzelfde gebouw) worden vastgemetseld, dat verbod geldt ook voor de ventilatieleiding.

Art.16
Het is verboden in de muren (gemeenschappelijk of tussen woningen van eenzelfde gebouw) een afloop- of overloopbuis van gootstenen, stortbakken, bekkens, schelpvormige kommen, handwasbakken of bdkuipen, te metsen, hetzelfde geldt voor de ventilatiebuizen.


TITEL XI – BOUWVALLIGE GEBOUWEN EN BOMEN DIE DE OPENBARE VEILIGHEID IN GEVAAR BRENGEN – ONGEZONDE GEBOUWEN - KROTTEN.

Art.17 - Strafbepalingen.
De niet-naleving van deze regels leidt tot het opleggen van sancties als bedoeld in de BWRO.

Art.18 - Overgangsbepalingen.
De werken uitgovoerd in overeenstemming met de voorschriften van de vorige Bouwreglement mogen behouden blijven tot de goedkeuring van de huidige voorschriften, de onderhouds- of bewaringswerken zijn toegelaten. In geval van herbouw zijn de voorschriften van dit reglement volledig van toepassing.
De reclame bestaande op de dag van de bekendmaking van deze verordening en die er niet aan beantwoordt, mag één jaar behouden blijven, te tellen vanaf deze datum.